Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB5527

Datum uitspraak2007-09-25
Datum gepubliceerd2007-10-12
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
ZaaknummersAWB 06/4392
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verkeersbesluit. Gewijzigde bereikbaarheid autohandel door het instellen van eenrichtingsverkeer. Belanghebbende? Het bedrijf van eiseres is een autohandel en voor het rendabel zijn van het bedrijf is eiseres afhankelijk van de bereikbaarheid per auto van haar bedrijf voor klanten. Nu die bereikbaarheid is verslechterd als gevolg van het verkeersbesluit en het bedrijfsbelang van eiseres hierdoor direct wordt geraakt, is de rechtbank van oordeel dat eiseres een bijzonder, individueel belang heeft bij het bestreden besluit waarin zij zich in voldoende mate onderscheidt van andere weggebruikers.


Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM Sector bestuursrecht Registratienummer: AWB 06/4392 Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: Auto [naam] v.o.f., eiseres, gevestigd te [plaats], vertegenwoordigd door mr .Y.H. de Roij-de Bruin, en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Ede, verweerder, alsmede Prorail Nieuwbouwprojecten Regio NO, partij ex artikel 8:26 van de Awb, te zwolle. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 10 juli 2006. 2. Procesverloop In het kader van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb heeft verweerder het ontwerpbesluit tot het tot het instellen van eenrichtingsverkeer in zuidelijke richting op de Hakselseweg te Ede ter hoogte van de spoorwegovergang (tussen de Noorder Parallelweg en basisschool De Koepel) door middel van het plaatsen van de verkeersborden C02 en C03 van Bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) gepubliceerd in “de Ede stad”. Het ontwerpbesluit is ter inzage gelegd waarna belanghebbenden van 19 oktober 2005 tot en met 30 november 2005 de gelegenheid hebben gehad hun zienswijzen in te dienen. Bij besluit van 10 juli 2006 heeft verweerder, nadat hij kennis had genomen van de ingediende zienswijzen, besloten tot het instellen van eenrichtingsverkeer zoals beschreven in het ontwerp. Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen. Bij schrijven van 8 januari 2007 heeft Prorail Nieuwbouwprojecten Regio NO (hierna: Prorail) zich gesteld als partij in het geding. Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank van 12 juli 2007. Eiseres is aldaar vertegenwoordigd door M. Westerhof, bijgestaan door mr. Y.H. de Roij-de Bruijn. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Riezebos en H.C. Campen, beiden werkzaam bij verweerders gemeente. Namens Prorail is mr. H.H. Kolkman-Kroneman verschenen. 3. Overwegingen Het onderhavige besluit is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb. Aan het besluit tot het instellen van eenrichtingsverkeer voor gemotoriseerd verkeer in zuidelijke richting op de Hakselseweg ter hoogte van de spoorwegovergang ligt het standpunt van verweerder ten grondslag dat door deze maatregel de verkeersveiligheid rondom de spoorwegovergang wordt verbeterd. Namens eiseres is het bestreden besluit gemotiveerd aangevochten. Op haar stellingen zal de rechtbank in het navolgende, voor zover nodig, verder ingaan. De rechtbank ziet ambtshalve aanleiding eerst te beoordelen of eiseres als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb kan worden aangemerkt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat eiseres is gevestigd aan de Noorder Parallelweg 18, te Ede. De Noorder Parallelweg is een zijweg van de Hakselseweg met een inrijverbod vanaf de Hakselseweg. Namens eiseres is betoogd dat als gevolg van het bestreden besluit haar klanten via de achterliggende woonwijk, namelijk via de Jachtlaan, moeten rijden om het bedrijf te bereiken. Voorts is als gevolg van het bestreden besluit geen directe aansluiting meer met de ontsluiting van de A30. Deze ontsluiting was juist gecreëerd om het bedrijventerrein waarop eiseres is gevestigd snel en eenvoudig te kunnen bereiken. De bereikbaarheid van eiseres voor haar klanten is hierdoor sterk verminderd. Eiseres is hierdoor direct geraakt in haar bedrijfsbelang en daarom belanghebbende bij het bestreden besluit, aldus eiseres. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit betrokken is. De rechtbank overweegt dat met het zijn van belanghebbende een zekere begrenzing is beoogd ten aanzien van de mogelijkheid tegen een besluit bezwaar te maken en beroep in te stellen. Bij besluiten van algemene strekking, waarbij de belangen van (zeer) velen kunnen zijn betrokken dient dan ook van geval tot geval te worden onderzocht wiens belang bij het besluit rechtstreeks bij een dergelijk besluit zijn betrokken. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) betreffende verkeersbesluiten, waaronder de uitspraak van 3 juli 1998 (AB 1998/332), volgt dat degene die bezwaar wil maken tegen dergelijke besluiten, een bijzonder, individueel belang moet hebben, waarin hij zich in voldoende mate onderscheidt van andere weggebruikers. De rechtbank overweegt dat als gevolg van het verkeersbesluit voor klanten van eiseres de bereikbaarheid van haar bedrijf is verslechterd. Genoegzaam is gebleken dat de ontsluitingsmogelijkheid vanaf de A30 ten gevolge van dat besluit grotendeels is verdwenen waardoor klanten om moeten rijden om bij het bedrijf van eiseres te komen. Het bedrijf van eiseres is een autohandel en voor het rendabel zijn van het bedrijf is eiseres afhankelijk van de bereikbaarheid per auto van haar bedrijf voor klanten. Nu die bereikbaarheid is verslechterd als gevolg van het verkeersbesluit en het bedrijfsbelang van eiseres hierdoor direct wordt geraakt, is de rechtbank van oordeel dat eiseres een bijzonder, individueel belang heeft bij het bestreden besluit waarin zij zich in voldoende mate onderscheidt van andere weggebruikers. Eiseres is daarom belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. De rechtbank overweegt voorts als volgt. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot het verzekeren van de veiligheid op de weg. Ingevolge artikel 14 van de WVW 1994 worden bij algemene maatregel van bestuur regels vastgesteld omtrent het toepassen van verkeerstekens en onderborden alsmede omtrent het treffen van maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer (...). Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WVW 1994 geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens en onderborden, voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit. De nadere regels als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de WVW 1994 zijn vastgelegd in onder meer het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: Babw). Ingevolge artikel 12 van het Babw moet de plaatsing of verwijdering van een aantal in dat artikel genoemde verkeerstekens geschieden krachtens een verkeersbesluit. Het artikel noemt onder meer de borden C02 en C03 van bijlage 1 behorende bij het RVV 1990. Ingevolge artikel 21 van het Babw moeten verkeersbesluiten met redenen zijn omkleed. Ingevolge het tweede lid van dit artikel moet in ieder geval worden aangegeven, welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW genoemde belangen in geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen. De rechtbank stelt voorop dat de bevoegdheid tot het nemen van verkeersmaatregelen ruime beoordelingsmarges kent, waarbinnen het daartoe bevoegde bestuursorgaan de belangen die bij het nemen van een verkeersbesluit zijn betrokken tegen elkaar afweegt. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS geldt verder als uitgangspunt dat het treffen van een verkeersmaatregel als een normale maatschappelijke ontwikkeling moet worden beschouwd, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen zoals het omrijden, verminderde bereikbaarheid van bedrijven en omzetvermindering in beginsel voor rekening van de daardoor getroffenen mogen worden gelaten. Dit neemt niet weg dat zich feiten en/of omstandigheden kunnen voordoen, waardoor een individueel belang ten gevolge van een dergelijke maatregel zodanig zwaar wordt getroffen dat een bestuursorgaan, na afweging van de betrokken belangen, niet in redelijkheid tot het treffen van de verkeersmaatregel heeft kunnen overgaan, dan wel het nadeel daarvan niet redelijkerwijs ten laste van de betrokkene dient te blijven. Dat sprake is van dergelijke feiten en omstandigheden dient in beginsel door betrokkene aannemelijk gemaakt te worden. Of zich een zodanige onevenwichtigheid in de belangenafweging voordoet, wordt door de rechter gezien hetgeen hiervoor is overwogen met de nodige terughoudendheid getoetst. Namens eiseres is gesteld dat haar belangen door het verkeersbesluit zijn geschaad. Daartoe is aangevoerd dat de bereikbaarheid van het bedrijf voor klanten is verslechterd, omdat de aansluiting met ontsluiting op de A30 niet langer bestaat en omdat klanten om moeten rijden via een woonwijk waar een zich een 30-kilometer-zone bevindt. Door de verslechterde bereikbaarheid van eiseres is haar omzet blijven steken ten opzichte van landelijke cijfers, aldus de vertegenwoordiger van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank brengt deze omstandigheid niet met zich dat verweerder niet in redelijkheid tot het onderhavige verkeersbesluit heeft kunnen komen. De rechtbank overweegt dat verweerder gemotiveerd heeft aangegeven dat de belangen als bedoeld in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994, in het bijzonder het belang van de verkeersveiligheid, het instellen van eenrichtingsverkeer ter plaatse rechtvaardigen. Daar staat tegenover dat de klanten van eiseres weliswaar om dienen te rijden alvorens zij bij het bedrijfspand van eiseres kunnen komen, maar dat het bedrijfspand van eiseres nog steeds bereikbaar is. Nu voorts de door eiseres gestelde schade in de zin van gelijk blijven van haar omzet in het geheel niet is onderbouwd, is de rechtbank van oordeel dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiseres door de onderhavige verkeersmaatregel onevenredig in haar belangen is getroffen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder derhalve in redelijkheid bij het nemen van het verkeersbesluit het belang van de verkeersveiligheid zwaarder kunnen laten wegen dan het bedrijfsbelang van eiseres. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel, dat de stellingen van eiseres tegen het bestreden besluit geen doel treffen. Het beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard. De rechtbank acht geen termen aanwezig over te gaan tot een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank tot de volgende beslissing. 4. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Aldus gegeven door mr. D.W. van Putten - de Waard, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Bolzoni, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2007. De griffier, De rechter, Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Verzonden op: 25 september 2007.